Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daartoe ook [3]te voren, toen Saul koning over ons was, waart gij Israel [4]uitvoerende en inbrengende; ook heeft de HEERE tot u [5]gezegd: Gij zult Mijn volk Israel [6]weiden, en gij zult tot een [7]voorganger zijn over Israel. 3. Hebreeuws, gisteren, ook eergisteren. 4. Dat is, die het krijgsvolk aan en van den vijand voerde, overal voorging, en beleid van zaken had, en overzulks, als een ervaren heer, tot het koninkrijk bekwaam is. Zie 1 Sam.18:5,16, en vergelijk Num.27:17. 5. Ten tijde uwer zalving door Samuel, beschreven 1 Sam.16:11,12,13. Alhoewel deze woorden daar niet staan. 6. Dat is, regeren met al zulke zorg, genegenheid en getrouwheid, als een goed herder, [waarop gij u verstaat] zijn schapen leidt, weidt, regeert, bezorgt en beschermt. Zie Ps.78:70,71, en onder, hfdst.7 vs.7. 7. Of, leidsman, hertog. Zie onder, hfdst.6 vs.21.